Tekst van Joanna Macy, voorgelezen door Johanneke tijdens de zenzondag, gebaseerd op een Tibetaanse legende:
‘Het is nu, terwijl de toekomst van alle levende wezens aan een dun draadje hangt,
dat het koninkrijk van Shambhala opkomt. Je kunt er niet naartoe, want het is geen plek. Het bestaat in het hart en de geest van de Shambhala-krijgers.
Je kunt een Shambhala-krijger niet aan zijn of haar uiterlijk herkennen, want ze dragen geen uniform, insigne of vlag.
Shambhala-krijgers weten dat de gevaren die het leven op Aarde bedreigen, niet voortkomen uit kwade demonen of buitenaardse krachten. Ze komen voort uit onze eigen keuzes en relaties.
Dus nu moeten de Shambhala-krijgers (…) trainen in het gebruik van twee wapens. Die wapens zijn compassie en inzicht. Beide zijn noodzakelijk. We hebben het eerste nodig, omdat het ons de brandstof geeft, het beweegt ons naar buiten om in de naam van andere wezens te handelen. Maar op zichzelf kan het ons opbranden. Dus we hebben het tweede ook nodig, namelijk inzicht in het onderling afhankelijk verschijnen van alle dingen. Het laat ons zien dat de strijd niet tussen goede mensen en slechte mensen is, want de lijn tussen goed en kwaad loopt door ieder menselijk hart.
We realiseren ons dat we onderling verbonden zijn, zoals in een web, en dat iedere daad met een zuivere motivatie het hele web beïnvloedt en konsekwenties heeft die we niet kunnen meten of zien.
Maar alleen inzicht kan te koel lijken om ons gaande te houden. Dus we hebben ook de warmte van compassie nodig, onze openheid voor de pijn van de wereld. Beide wapens of werktuigen heeft de Shambhala-krijger nodig.’
……….
Na deze tekst gehoord te hebben, deden we die zondag driemaal een zitmeditatie, als echte Shambhala-krijgers.
Als je zit te mediteren kan de ‘lijn tussen goed en kwaad in ieder menselijk hart’ soms heel voelbaar worden. Gedachten van boosheid, ergernis, oordeel, jaloezie en verlangen kunnen opkomen en onrust creëren. Maar nu, in meditatie, kun je ze tenminste helder zien en er afstand van leren nemen. Je observeert ze als natuurlijke, onpersoonlijke verschijnselen en gaat niet op hun uitnodiging in, maar richt je gewoon weer op de ademhaling. Door je steeds opnieuw los te maken uit alle gedachtenspinsels en verwarring, je persoonlijke drama, komt er langzaamaan een verfrissende ruimte en rust, die vanzelf in het dagelijks leven doorwerkt.
Thich Nhat Hanh schreef eens:
‘Iemand vroeg me: ben je niet bang voor de toestand in de wereld? Ik stond mezelf toe te ademen en zei toen: “Wat het belangrijkste is, is niet toe te laten dat je angst over wat er in de wereld gebeurt, je hart vult. Als je hart met angst gevuld is, zul je niet kunnen helpen.”
Er zijn oorlogen – groot en klein – op vele plaatsen, en dat kan ons onze vrede doen verliezen; angst is de ziekte van ons tijdperk. We maken ons zorgen over onszelf, onze familie, onze vrienden, ons werk en de toestand in de wereld. Als we de zorgen ons hart laten innemen, zullen we vroeg of laat ziek worden.’
Harada Tangen roshi benadrukte vaak dat we eerst ons eigen hart zouden moeten zuiveren, voordat we de wereld proberen te redden. Hoe kun je immers ooit ergens vrede brengen, als je zelf vanbinnen boos en verkrampt bent? Wat er in ons leeft, is wat we naar buiten uitstralen.
Daarom is zazen (zitmeditatie) zo belangrijk in de zentraining: een innerlijke oefening. Door het licht van je bewustzijn in jezelf te laten schijnen, verdwijnt langzaamaan de duisternis. Gedachten die gebaseerd zijn op een onwerkelijk idee van ‘ik’ moeten ten slotte het veld ruimen voor stilte en compassie.