Mijn vader was een filosoof met een grote liefde voor kunst. Toen ik op mijn vijftiende een vriendje (R.) kreeg die eveneens een filosofische inslag had, begonnen die twee lange gesprekken met elkaar te voeren. Ik ging meestal liever basketballen, maar soms luisterde ik een tijdje mee.
R. zat voor de tweede maal in zes VWO en hij kreeg bijles in onder andere wiskunde. Ik hoorde hem met mijn vader diepzinnig praten over het moment dat een wiskundige vergelijking uitkwam, als alles weer werd teruggevoerd tot nul. Dat gevoel van tevredenheid en rust, als er niets meer overbleef. Ze waren hier samen heel enthousiast over.
Mijn vader bracht dit ook op de kunst terug: hoe schilderijen of andere kunstwerken die je aanvankelijk prikkelen, tenslotte een gevoel van balans overbrengen als je maar lang genoeg kijkt. Een natuurlijke harmonie.
Jaren later voerde ik zelf vaak lange en felle discussies met mijn vader. Het begon altijd over een of ander filosofisch onderwerp waarover we van mening verschilden (leek het). Bijvoorbeeld dat je geen principes moet hebben (zei hij) of juist wel (zei ik). Dan praatten we samen net zo lang door, tot we verwoord hadden en begrepen wat we er precies mee bedoelden. Eigenlijk bleek gaandeweg altijd, dat we helemaal op één lijn zaten. Het was altijd een kwestie van woorden en definities. (Bijvoorbeeld: zijn principes blinde dogma’s of meer een leidraad?)
Wat er voornamelijk gebeurde in zo’n discussie was luisteren, definiëren, nuanceren, verfijnen, en vooral gas leren terugnemen, om echt open te staan. Aan het einde bleef dan een sterk gevoel van verbinding en tevredenheid over. Ik werd altijd geraakt door mijn vaders liefde voor zuiverheid en waarheid, zijn enorme betrokkenheid om het allemaal tot op de bodem uit te pluizen. Daar leerde ik heel veel van. Hij zou het er nooit bij laten, het moest en zou helder worden.
We kwamen tenslotte dus weer bij nul uit. De wiskundige vergelijking loste zichzelf op en wat overbleef was ruimte, rust en vrede.
Is het met meditatie niet net zo? Je maakt je over van alles druk, maar keert – met vallen en opstaan – steeds terug naar de stilte. In de stilte is er geen probleem. Geen doel, geen schuld, geen vraagstelling, geen drama. Alleen maar dit moment: stil en leeg – en tegelijk volmaakt vervullend.
Maar blijkbaar moeten we eerst door die onrust heen. Het is vaak juist dit ongemak dat ons dwingt om naar een uitweg te zoeken. Dan keer je tenslotte weer terug bij nul. Even niets denken, niets weten, niets vragen. Alleen maar nu. Hè hè.
Ook als je door het park wandelt bijvoorbeeld, en je gedachten gaan alle kanten op, kun je letterlijk stilstaan en besluiten even niets te denken. Zie alleen de bladeren op de aarde, de boomtoppen tegen de hemel. Je hoeft daar ook niets van te vinden! Niet eens ‘mooi’ of ‘pittoresk’. Gewoon kijken en zijn.
Als je aan het werk bent – je schrijft emails of ruimt de kamer op – van binnen stil blijven, geen onnodige gedachten toelaten. Alleen maar typen, alleen maar bewegen, zonder een idee van ‘ik’.
Nul is ieder moment beschikbaar. Je kunt een lange omweg nemen: eerst van allerlei ingewikkelds bedenken tot je er moe van wordt, of gewoon meteen, heel simpel en leeghoofdig stil vallen. Niemand zijn; niets te verdedigen, niets te verwachten. Wat een vrijheid.