Je bekijkt nu Krishna en Balarama
  • Bericht auteur:
  • Berichtcategorie:Blog
  • Bericht reacties:0 Reacties
  • Leestijd:5 minuten gelezen

Op een avond bij volle maan liepen Krishna en zijn broer Balarama door het woud. Het was al laat, ze waren moe en besloten onder de bomen te overnachten. Het stond bekend als een gevaarlijk woud, dus Krishna stelde voor: ‘Balarama, als jij de wacht houdt tot middernacht, kan ik een tijdje slapen en daarna houd ik de wacht voor jou tot de zon opkomt.’ Balarama vond dat een goed idee en ging tegen een boom zitten, terwijl Krishna op de bosgrond in slaap viel.
Na enige tijd hoorde Balarama geritsel in de struiken. Met kloppend hart sprong hij op een liep er behoedzaam op af. Hij tuurde door de duisternis en ontwaarde tot zijn schrik een heus monster vlakbij! Het monster gromde gevaarlijk, met glinsterende ogen die Balarama aanstaarden.
Balarama bevroor van angst. Rillend kermde hij ‘Waaaaaah…!’
Meteen werd het monster nog groter en dreigender. Iedere keer dat Balarama rilde en piepte van angst, groeide het monster verder. Zijn ogen werden steeds roder, zijn klauwen scherper, zijn grommen woester. Het beest torende al hoog boven Balarama uit. Deze had het niet meer, het angstzweet stroomde langs zijn lijf. In paniek riep hij zijn jonge broer: ‘Krishna, Krishna!’ Toen bezweek hij van angst.
Krishna opende zijn ogen en keek slaperig om zich heen. Daar zag hij Balarama liggen. ‘Ah’, zei Krishna, ‘mijn broer slaapt al, nu ben ik zeker aan de beurt om te waken.’

Hij stond rustig op en liep wat tussen de bomen heen en weer. Na een tijdje ontwaarde hij het monster achter het struikgewas, dat dreigend naar hem gromde. ‘Hee, wie ben jij?’ informeerde Krishna vriendelijk, helemaal niet bang. Het monster begon meteen te krimpen. ‘Wat doe je hier?’ vroeg Krishna weer, nieuwsgierig en ontwapenend. Het monster gromde zachtjes terug en werd nog wat kleiner. Weer vroeg Krishna: ‘Zoek je iets? Of wilde je met ons spelen?’  Bij iedere vraag werd het monster weer kleiner, tot het nog maar zo groot als een vingertopje was. 
Nu zag het er eigenlijk heel schattig en beminnnelijk uit.  Krishna liet het monstertje op zijn hand kruipen en stopte het voorzichtig in zijn borstzak. 
Balarama was ondertussen bijgekomen. Toen hij zijn broer zag, riep hij opgetogen: ‘Krishna!’
‘Krishna! Weet je wat voor verschrikkelijks er gebeurde toen jij sliep? Er was een afschuwelijk monster dat ons wilde verslinden! Ik begrijp niet hoe we dat overleefd hebben, ik geloof dat ik zelfs flauwgevallen ben! 
Krishna haalde het kleine monstertje uit zijn zak en vroeg: ‘Was het dit beestje misschien?’ 
‘Ja… maar hoe is het zo gekrompen?’ vroeg Balarama verbluft. 
‘Iedere keer dat ik een vraag stelde, werd het kleiner,’ legde Krishna uit. 
Balarama vertelde hoe het monster juist gegroeid was wanneer hij jammerde van angst. 
Daarop concludeerde Krishna: ‘Als we bang zijn, worden onze angsten enorm, maar als we ze rustig benaderen en onderzoeken, worden ze direct kleiner.’
Vriendelijke opmerkzaamheid is onze beste bescherming. 

Toen ik heel klein was, realiseerde ik mij op een dag dat mijn angst groter werd naarmate ik harder ging rennen. Als ik ’s nachts naar de wc moest (die naast mijn kamer lag) overviel mij steeds een zekere paniek. Maar ik merkte op den duur, dat hoe haastiger ik door de gang sprong, des te groter de paniek werd. Dus oefende ik me om (ondanks mijn bonzende hart) heel rustig en langzaam te bewegen. Trillend bewoog ik de piepende deurklinken die onheilspellend door de nachtelijke stilte galmden. Maar ik liet me niet meer opjagen, deed me dapperder voor dan ik eigenljk was. Tenslotte verdween de angst gewoon en was er geen uitdaging meer aan. 
Het is een vreemd principe dat wat we angstvallig proberen te ontvluchten vaak juist groter lijkt te worden. Was er vanaf het begin überhaupt wel een monster? Is het niet allemaal een projectie van de geest? Wanneer je je ervaring omarmt en hem gewoon rustig observeert, merk je vanzelf dat je erbuiten staat. Je bent uiteindelijk alleen de getuige van alle gevoelens en gedachten; je wordt er in wezen niet door bepaald. Je hoeft je gedachten niet zo serieus te nemen. Maar hoe harder je wegrent, des te meer raak je overtuigd dat je in gevaar bent. Het hele lichaam voelt ook zo! 
Ga eens rustig zitten en begin te observeren. Hoe voelt het precies? Wat zeggen de gedachten allemaal? Blijf er gewoon stil naar kijken. Merk dat er een zekere afstand komt tussen jou en de ervaring. 
Dat wat we werkelijk zijn, het bewustzijn waaraan alles verschijnt, is van zichzelf nooit in de war, verstoord of geëmotioneerd. Het is alleen maar. De gevoelens veranderen, maar het bewustzijn blijft onveranderd. Wat er ook gebeurt, je bent er gewoon nog. Je aanwezigheid blijft, stil en probleemloos. Daarom wordt gezegd: in wezen ben je zelf de vrede.
Gelukkig kunnen we oefenen om meer en meer te rusten in ons zijn. Meer te vertrouwen op onze natuurlijke vrede, dan op wat de gedachten allemaal verzinnen.

Geef een reactie