Je bekijkt nu De maan in het raam
  • Bericht auteur:
  • Berichtcategorie:Blog
  • Bericht reacties:0 Reacties
  • Leestijd:4 minuten gelezen

Ryokan was in de 18e eeuw een Japanse zendichter en kluizenaar. Hij was eerst zenmonnnik geweest en toen eenzaam in een kleine hut in de bergen gaan wonen. Daar las hij graag poëzie en schreef zelf ook talloze gedichten en maakte kalligrafieën. Verder deed hij trouw zazen (zitmeditatie) omringd door de natuur. Af en toe daalde hij af naar het dorp om wat rijst te bedelen en met de kinderen uit de buurt te spelen.
In Japan is hij een uiterst geliefde figuur wegens zijn onschuld en puurheid, en zijn gedichten worden nog altijd veel gelezen en geciteerd.
Een beroemd verhaal vertelt dat er op een dag een dief naar de hut van Ryokan toekwam, hopend op een mooie buit, maar de man ontdekte dat er niets van waarde te vinden was. Ryokan keerde juist op dat moment terug van een wandeling en bemerkte de teleurstelling van de dief, waarop hij die zijn kleren gaf om mee te nemen. De dief sloop verbijsterd weg. Daarop ging Ryokan ontkleed in zijn hut zitten en keek door het raam naar de opkomende maan. ‘Die arme man,’ dacht hij, ‘ik wilde dat ik hem die prachtige maan kon geven.’
Daarop schreef hij de beroemde dichtregels: 
‘De dief liet hem achter –
de maan in het raam.’
De maan staat in zen trouwens ook voor de spirituele verlichting… 

Een ander verhaal vertelt hoe de broer van Ryokan, die een gezin had en een werelds leven leidde, problemen had met zijn zoon, die niet wilde deugen of luisteren. De broer verzocht Ryokan om langs te komen en eens met zijn zoon te spreken, waarschijnlijk met het idee dat Ryokan meer gezag zou hebben. 
Ryokan kwam inderdaad, maar zei helemaal niets tegen de jongen. Hij genoot rustig de maaltijd met de familie en maakte toen aanstalten om weer te vertrekken. De jongen hielp hem zijn sandalen om te binden. Terwijl hij geknield bij zijn oom zat, voelde de jongen opeens druppels op zijn handen vallen en keek omhoog. De ogen van Ryokan stonden vol tranen terwijl hij de jongen teder aankeek.
Vanaf dat moment gaf de neef van Ryokan zijn vader geen problemen meer.

Er moet iets in hem aangeraakt zijn, zonder terechtwijzing, zonder berisping. Misschien dat hij door zijn vader zo vaak berispt was dat hij er immuun voor geworden was. Mogelijk gaf zijn vader hem het gevoel nooit goed genoeg te zijn. Maar Ryokans ogen zagen iets anders, hij keek met zijn hart, vol liefde en zonder verwachtingen. Op deze manier kon de jongen loskomen uit een onvruchtbaar patroon en liet zijn destructieve gedrag los.

Dat is de wijsheid van liefdevolle aandacht, van vriendelijkheid en niet oordelen. Want hoe meer we dingen met geweld willen afdwingen, hoe meer weerstand we zullen ontmoeten. Dat is in het klein en in het groot terug te zien. In meditatie kunnen we dit soort neigingen en gedachtenpatronen in onszelf herkennen en loslaten. We leren vertrouwen dat het genoeg is om in het moment – werkelijk – aanwezig te zijn. Vrij van zoveel meningen, verwachtingen of eisen. Pas dan is er innerlijke vrede mogelijk. 

‘Haat wordt nooit gestopt door haat;
haat wordt alleen gestopt door liefde.
Dit is een eeuwige wet.’

uit de Dhammapada

Geef een reactie