Ooit ging ik voor een lange retraite naar de Insight Meditation Society (IMS) in Massachusetts in de Verenigde Staten. Dit meditatiecentrum ligt iets buiten het stadje Barre, tussen de bossen en de meren. Het klimaat is er grillig en imposant. Als grote groep beoefenaars werden we begeleid door een heel team van wijze leraren. Die hielpen ons onvermoeibaar om een uitweg te vinden uit het ingebeelde doolhof en boven alle verlangens, ergernissen en illusies uit te stijgen.
Onderdeel van de beoefening was metta. We leerden de liefdevolle wensen te herhalen die bij de klassieke metta-meditatie horen: ‘Moge je vrij zijn van geestelijk lijden; moge je vrij zijn van lichamelijk lijden; moge je vrij zijn van gevaren; moge je gelukkig zijn en in vrede leven’. Of woorden van die strekking. Eerst wenste je al het goede aan jezelf toe en dan geleidelijk aan alle levende wezens.
De metta-beoefening werkte verzachtend. Niet alleen omdat de liefdevolle wensen het hart openden. Het ontspande de verbeten retraite-worsteling waar je in terecht kon komen. Bovendien kon het heel behulpzaam zijn om eens concrete woorden als houvast te hebben, het hielp de concentratie. Met de metta-wensen had je mentaal iets te ‘doen’ en werd het makkelijker om bij de oefening blijven. Een verademing, als je al talloze malen in allerlei gedachtenkronkels verdwaald was geraakt, tijdens een poging om de adem te volgen.
In de pauzes was er genoeg tijd om een stukje te gaan wandelen. Meestal werd het een rondje om het meer heen. Dan kon je genieten van de kleuren van de bomen, die met het verstrijken van de tijd steeds geler en roder werden. Alsof de randen van het stille water in brand stonden met vlammen tot aan de hemel. Tenslotte doofden ook deze kleuren uit, als de bladeren begonnen te vallen.
Na een paar weken lang deze route gevolgd te hebben, begon ik nieuwsgierig te worden naar de wijdere omgeving en dwaalde steeds vaker van de bekende weg af. Door het hele, heuvelachtige gebied bleken allerlei kleine paadjes en karrensporen te lopen. Als je die volgde, kwam je tot je verbazing altijd wel weer ergens diep in het bos een afgelegen huis tegen. Overal hadden mensen verborgen plekken gevonden om zich te nestelen.
Op een dag ontdekte ik zomaar langs een kronkelende weg een grote vogelren. Het had een kaal, houten hok in het midden en eromheen scharrelde een hele familie kalkoenen rond over de zwarte aarde. Ik bleef een tijdje staan om naar de koddige dieren te kijken en wandelde toen verder. Erover napeinzend, realiseerde ik me dat het ondertussen al november was en dat de datum van Thanksgiving naderde. Geen goed nieuws voor kalkoenen.
Op de terugweg kwam ik weer langs de ren en mijn hart schoot vol. Ik begon van binnen de mettawensen die we geleerd hadden, voor de dieren te herhalen: ‘Mogen jullie vrij zijn van geestelijk lijden…’ Het was natuurlijk de vraag, of dit hen veel zou helpen. Het voelde een beetje uitzichtloos.
Een van de leraren had ons in een Dharmatalk uitgelegd, dat het grootste geschenk dat je iemand kon geven, de Dharma was. Een kans op bevrijding uit het rad van samsara. Was dat niet het beste wat ik nog voor de dieren kon doen, ze de Dharma laten proeven? Ik liep nog wat dichter op de kalkoenenfamilie toe en begon ze zachtjes, met liefdevolle stem, over de boeddhistische leefregels te vertellen. De dieren kwamen voorzichtig maar nieuwsgierig op mij af. Het was Dharma-op-maat weliswaar. Ik nam maar aan, dat vergissingen als liegen, drugs en drank niet van toepassing waren op hun situatie, en dat een meditatie-instructie wat te hoog gegrepen zou zijn. Wel kon ik hun aanraden lief te zijn voor elkaar, niet boos te worden, voor elkaar te zorgen en alles met elkaar te delen. De dieren leken de energie van deze boodschap te waarderen. Ze kwamen steeds dichterbij en bleven aandachtig voor me staan achter het gaas, zachtjes klokkend en hun hoofdjes heen en weer draaiend. Ze bekeken van alle kanten met hun kleine, ronde ogen.
Toen ik uitgepreekt was, besloot ik als toegift nog de Hartsoetra voor hen te reciteren. Op zijn Japans. Vol passie zette ik in: ‘Kanji sai bosa gyo jin hannya haramita…’ Een heel ritmische recitatie is het altijd.
De vogels begonnen met hun hoofdjes mee te veren, maar ik merkte ook, dat ze meer en meer geagiteerd raakten, terwijl ze druk heen en weer stapten. Dat was ook weer niet de bedoeling.
De Metta-sutta bleek een beter idee. ‘This is what should be done, by one who is skilled in goodness and who knows the path of peace…’ (Dit is wat gedaan moet worden door iemand die vaardig in goedheid is en de weg van de vrede kent…) zong ik, zo zoet als ik kon. De kalkoenen kwamen tot rust en verzamelden zich weer vlakbij me, hielden hun hoofdjes schuin en klokten zachtjes. Alleen twee mannetjes maakten zich los uit de gezellige kliek en pikten fel naar elkaar. ‘Hee,’ zei ik vriendelijk-vermanend, ‘geen ruzie maken, had ik toch gezegd?’ Ze keken me verbaasd aan en staakten tot mijn opluchting de confrontatie.
De Metta-sutta was gezongen en het werd tijd om afscheid te nemen. Ik moest nog een heel eind teruglopen naar het retraitecentrum. Mijn hart was vol van deze ontmoeting. Dat, terwijl ik met de retraite-deelnemers nooit een woord mocht uitwisselen, in de nobele stilte van de beoefening.
“Mogen alle levende wezens gelukkig zijn!”
Zo wensen ze geluk en vrede aan alle wezens die er zijn,
Geen enkele uitgesloten; of ze nu klein zijn of zwak,
Groot of lang, gemiddeld klein of kort, zichtbaar of onopgemerkt,
Of ze nu dichtbij leven of ver weg,
Geboren of nog ongeboren.
Mogen alle wezens overal gelukkig zijn!– Uit de Metta Sutta
Een paar weken later zag ik nog eens kans om tot aan de vogelren te wandelen. Thanksgiving was alweer gevierd en voorbij. Wat ik al vreesde, was natuurlijk het geval: de ren stond leeg, de kalkoenen waren spoorloos verdwenen.
De wijze leraren van de retraite hadden ons over de werking van karma verteld; hoe de intentie van je daden je toekomst beïnvloedt. Maar ook, dat niemand ooit kan voorspellen hoe karma nu precies werkt. Ik vroeg me desalniettemin af, wat voor karma de mensen die kalkoenen slachten, voor zichzelf creëren. Maar wat hielp het nog, daarover te speculeren?.
Ik troostte mezelf maar met het idee, dat de vogels nu zeker wel goed karma zouden hebben. Waren het niet eigenlijk een soort bodhisattva’s? Ze offeren hun leven op om vele families gelukkig te maken. Met hun vlees zorgen ze, dat die een feestelijke tijd met elkaar kunnen beleven, een warm samenzijn.
Zou het horen van de Dharma echt kunnen bijdragen tot een gelukkigere incarnatie? Het was zeker een hoopgevend idee.
Love this!. Metta voor een groepje kalkoenen. ❤️❤️❤️